Wacht er goud aan de horizon voor Lilian?

Haar werk als fysiotherapeut staat even op een lager pitje. Alles staat in het teken van Tokio. Surfer Lilian de Geus is regerend wereldkampioen in de RS:X klasse. En nu gaat ze voor goud in Tokio.

Lilian studeerde in 2017 af als fysiotherapeut, dat was een jaar na de Olympische Spelen in Rio de Janeiro. Hier werd ze 4e en miste het brons op slechts één punt.

Subiramubtum

Om haar werk te combineren met topsport doet ze als fysiotherapeut vooral invalwerk (o.a. bij T.I.M. Fysiotherapie). Ook werkt ze als fysiotherapeut (via Alpha Fysiotherapie) voor hockey-hoofdklasser HCKZ. “Ik weet niet wat er in de toekomst op me af komt maar ik zou me graag specialiseren in fysiotherapie voor sporters.” Kans op succes De kans op Olympisch succes voor Lilian lijkt groot. Ze vertelt over het verschil met het wereldkampioenschap. “Bij het WK heb je meer concurrenten. Landen mogen meer dan

1 deelnemer inschrijven. Daardoor heb je in de wedstrijd ook te maken met een veel groter veld. Dat is tactisch anders. Je hebt bijvoorbeeld meer last van ‘vuile wind’ van een ander. In Tokio is het een selecte groep. Minder druk op het water. Maar één ding blijft hetzelfde: je moet gewoon de snelste zijn." Het interview met Lilian vindt plaatst tijdens de laatste Olympische voorbereidingen. “Nu doe ik nog veel fysieke oefeningen en ook wil ik nog flink wat uren maken op het water. Dat bouwen we af In de laatste weken voor de Olympische Spelen. Dan geef ik m’n spieren meer rust om straks te kunnen pieken in Tokio.”

Fotografie: Richard Langdon / Team Allianz Video coverpagina: Watersportverbond

“Iets extra’s voor later” Natuurlijk is ze ook deelnemer bij SPF. Hoe denkt ze over haar pensioen? “Eerlijk gezegd ben ik er niet mee bezig. Wat ik moet betalen valt best mee. Ik mijn achterhoofd heb ik wel het idee dat het goed is. Misschien dat ik het van mijn ouders heb meegekregen. Het is gewoon goed om iets extra’s te hebben voor later.”

Hoe ziet Lilian haar financiële toekomst?

“Ik wil straks de dingen kúnnen doen die ik wíl doen. Daar moet straks genoeg geld voor zijn. Ik vind het geen fijn idee dat ik bijvoorbeeld bij mijn kinderen, als ik die zou hebben, moet aankloppen. Dat past niet bij me.”